Nieuw

 De laatste uren van een vreemd, verrot jaar zijn ingegaan. Nog enkele uren voordat we, samen met pap, gaan klinken op een nieuw jaar, met nieuwe gebeurtenissen. In mijn hoofd is geen ruimte om vooruit te kijken, alsof er een handrem strak is aangetrokken. Waarom dat is, weet ik niet. Zoals je wel weet heb ik moeite met loslaten, zelfs als dat nare dingen zijn. Maar het is meer dan dat; ik ben er gewoon niet van overtuigd dat het beter wordt. Dat er ook maar íéts beter wordt, door het verstrijken van de secondewijzer van de laatste seconden van 2020 naar de eersten van 2021. Maar wat is beter precies, is het enige beter niet het enige onmogelijke? Want het enige dat ik wil is met mijn vader én moeder deze wijzer zien verstrijken, zoals ik al 30 jaar doe. Maar dat kan niet. En dit jaar is het nog verrotter, want die paar seconden na 12 is het ook 3 maanden geleden dat ik je verloor.


Vreemd, verrot, verloren. Het jaar is voor iedereen, wereldwijd, bizar geweest. Het onderwerp van gesprek is, bleef, en blijft ook in het nieuwe jaar corona. Voor de een een bron van intense angst, voor de ander een reden om wild om zich heen te schoppen, maar voor iedereen een dagelijks feit. Voor mij persoonlijk met name ongrijpbaar. Het is me te abstract, te veel, te wijds. Maar wat ik wel weet, is dat het me allemaal droevig stemt. Omdat ik, veel meer dan in het begin van het jaar, angst heb dat het nog meer mensen zal treffen waar ik om geef en ik niet weet, of wil weten, wat er dan allemaal kan gebeuren. Maar het stemt me vooral droevig omdat ik bij iedere keer dat het woord weer eens opduikt, denk aan jou. 

Zoveel van de herinneringen van het afgelopen jaar met jou hebben op de een of andere manier te maken met corona. In het begin van het jaar, waarin je tot in je broze botjes bang was. 'Je vader en ik zijn een risicogroep', bleef je herhalen. Je wist op dat moment nog niet eens dat je ziek was. Toch... Of wist je meer dan je deelde? Geïrriteerd was ik, och jee. Je wilde nergens meer mee naartoe, nog niet naar de supermarkt, onder het mom corona. In mei of juni ging je dan eindelijk, voor het eerst in tijden, op een regenachtige zondag mee naar de grote kringloop in Loenen. Ik was verbaasd, dolblij, appte het aan iedereen die het horen wilde. Maar nog voor we terug bij de auto waren met het enige dat je gekocht had, mondkapjes, werden we overgoten met desinfectiemiddel. Vreemd.

De keer op de gang van de longafdeling, waar we uit elkaar werden gehaald en moesten wachten in een andere ruimte, omdat er niet genoeg afstand was. Gelukkig bleef je bovenop me zitten. Ook blijf ik terugdenken aan die keer, de laatste zondag, dat je pas een paar dagen thuis was en we samen weer een ritje naar de SEH maakten. De laatste rit. Omdat je eerder opgenomen was op een afdeling waar een corona was uitgebroken, werden we met argusogen bekeken toen we de hal binnenstapten. Nou ja, waar ik je naar binnen duwde in de rolstoel, met het zuurstofapparaat van pap op  je schoot. De deuren werden niet opengedaan, er werd vanachter het glas telefoontje na telefoontje gepleegd terwijl de intercom werd uitgezet en de telefoniste me argwanend aankeek. Minstens een kwartier heb ik daar met je gestaan. Giftig heb ik er gestaan. Woest, zelfs, in staat die ramen in te trappen. Uiteindelijk werden we naar binnen gelaten, waar de volgende corona-gerelateerde herinnering werd gevormd. Ze namen je een test af. Mijn arme moeder, mijn lieve moeder, ik zie de tranen nog in je ogen staan toen ze eindelijk vertrokken waren nadat ze je hadden gekweld met dat stokje. Ze wisten het, verdomme. Ze wisten dondersgoed dat je geen corona had. Ze wisten toen zelfs al dat je hart zich had gevuld met een gestoorde hoeveelheid vocht, verzadigd van kankercellen. Verrot.

Corona. Zelfs de kamer waar je je laatste dagen hebt doorgebracht, stond ervan in het teken. Nieuwe deuren, nieuwe sluizen, nieuw te bouwen afdeling. Het enige wachten was nog op de andere persoon en jij die zouden overlijden. Meer en meer personeel werd weggehaald. Het was tijd voor hen om te gaan vechten voor anderen, maar eerst moesten wij jou kwijtraken. Bij de dienst nadien hebben mensen buiten moeten staan, durfden mensen elkaar niet te troosten, doorweekten mijn tranen mijn mondkap. Alles door en voor corona. Verloren.

Nog iets meer dan vier uur, mam. Een nieuw jaar, maar ik proost niet op een gelukkig nieuw jaar. Gewoon, alleen maar een nieuw jaar. Omdat ieder jaar dat nu alleen nog maar zal zijn. Morgen begint het, morgen is het drie maanden geleden. Morgen is niet gelukkig, maar gewoon, een nieuw jaar. 

'Where I go I just don't know. When I find my peace of mind, I'm gonna give you some of my good time.' 

 - Red Hot Chili Peppers

Verborgen

Elke keer dat ik denk aan je dood, denk ik aan 8 oktober. Het was niet de dag dat jij stierf, maar wel de dag dat ik een deel van mij aan jou meegaf. Een deel van mijn levenslust, een deel van mijn eeuwigdurende liefde en respect voor je, maar ook al mijn pijn. Pijn die gevangen zat in de hyperconcentratie die ik sinds we wisten dat je ziek was had. Ieder woord, iedere handeling, ieder ziekenhuisbezoek en alle blikken in je ogen, de gesprekken die we stiekem voerden als we alleen waren. Alles heb ik aan je meegegeven die dag, 8 oktober. 

Vandaag twee maanden geleden. Ik kan soms niet geloven hoe veel tijd er al is verstreken. Hoe alles gewoon doorgaat. Maar terwijl het leven zich ongenadig, en terecht, op gebruikelijke wijze vervolgt en alles weer de vorm krijgt die het had voor je ziek werd, lijkt met mij het tegenovergestelde te gebeuren. Waar ik alle pijn aan jou had meegegeven, dringt de waarheid zich meer aan me op. Het wordt echter, helderder, maar terwijl alles weer samenkomt krijgt ontbreekt er nog zo veel. Te veel, te snel. Het is alsof je het aan me terug wilt geven, voor je zelf verder kunt.

Er is veel dat mensen niet zien, alsof ik het verberg. En misschien verberg ik het ook wel.

We hebben in de tussentijd zoveel gedaan. We hebben beslissingen gemaakt die eerder nog geen optie waren. Met Kwieb heb ik je opgehaald, en heb ik je meegenomen naar onze huizen. Je weet vast wat ik James en Anna heb verteld, toch? Ik heb ze gezegd dat je eerst oneindig groot bent geworden, zo groot als het universum. Om vervolgens heel klein te worden, en je over onze harten te verspreiden en je er voorgoed in te nestelen. Zo is niemand ooit meer zonder jou. Dat verspreiden, dat hebben we ook met de as gedaan. Pap heeft je, kwieb heeft je, Femma heeft je, ik heb je. Maar ik moet je ook weer terug gaan geven, aan de natuur. Ik heb de eerste zaterdag van de lente uitgekozen. Ik heb ook de plek uitgekozen, ik heb door jou zelfs mijn eigen plek gekozen en vastgelegd voor als ik dood ben. Bij jou. 

We hebben Sinterklaas gevierd. Ik, de 'uitdeler', heb bewust gekozen ergens te gaan zitten waarbij ik steeds naar je foto kon kijken, en jij naar mij. Niemand heeft het gezien. Ik heb een engeltje aan de top van de kerstboom gehangen, om jou te symboliseren. Niemand merkt het. Geleidelijk aan heb ik jouw spullen hier in huis neergezet, gebruik ik jouw shampoo. Niemand ruikt het. Naast me staat elke dag de kaars die ik van jou kreeg te branden. En elke dag luister ik tien keer naar Queen. Tien keer per dag maakt mijn hart een vrije val, want het beneemt me letterlijk de adem. Maar het moet. Niemand weet het. 

Maar waar ik me expres omring met jouw spullen, geuren en foto's, gebeurt er veel waar ik niet om vraag. Bij het uitkiezen van spullen voor de gourmet met Sinterklaas, stond ik aan de grond genageld bij de whiskysaus, wat jij altijd graag wilde. Ik ben vertrokken en heb mezelf eerst moeten herpakken. Niemand heeft het gemerkt. Ik heb Arjan de rolstoel die we hadden geleend voor je gevraagd terug te brengen, want ik kon het niet. Hij heeft het niet gemerkt. Waar ik vlak na je vertrek heel goed sliep, hebben de nare dromen het overgenomen. Tegen Arjan zeg ik dat het door kou komt. Een aantal dagen geleden werd het zo naar, dat ik de wc vol heb gespuugd. Ik hou het verborgen.

Vaker en vaker gebeuren dit soort dingen. En meer en meer voel ik me verloren. We hebben ook verloren mam, verdomme. De herinneringen kruipen meer en meer naar de oppervlakte. Bij het dichtdoen van een deur denk ik plotseling aan hoe je zegt 'dit wordt niet meer beter'. Bij het indoen van mijn oordopjes flitsen de Eerste Hulpkamers door me heen. Het is overal en vanuit het niets, en telkens voelt het als een riem om mijn borstkas, teveel gaatjes te strak. Het is alsof je het aan me terug wilt geven, voor je zelf verder kan. Doe me maar pijn, geef het maar aan me terug. Ik hou het wel verborgen, maar blijf nog even hier.

'It's true enough we're not at peace. But peace is never what it seems.' 

- Feist

Laten we dansen

Er zijn zoveel dingen, mensen, gebeurtenissen die het waard zijn onverholen dankbaar voor te zijn. Waar ik mij soms eenzaam heb gevóéld, heb ik me altijd gerealiseerd dat ik dat niet bén. Ieder belangstellend of geruststellend woord dat werd uitgesproken, van dichtbij of uit onverwachte hoek, digitaal of met een kus op mijn wang. Of juist de eerlijke woorden, waar angst, maar belangrijker nog, realiteit uit sprak. Alles heb ik in me opgenomen, om nooit los te laten. Hier een aantal ervan.


Laten we dansen


Mijn lieve James en Anna. Alles heb ik in het werk gesteld mijn verdriet van jullie verborgen te houden, vanaf die vrijdag in juli. Missie mislukt, shit. Wat zijn jullie veerkrachtig. Wat zijn jullie eerlijk, en wijs. ´A mountain never seems to have the need to speak, a look that shares so many seek. The sweetest feeling I got from you, the things I said to you were true. I could never change just what I feel, my face will never show what is not real.´ Jullie zijn mij, ik ben jullie. Één plus één is drie. Dans om te beseffen.

Het ging best oké wel, met ups en downs. Maar ik wist dat dat moment ging komen. Dat er vele momenten zouden komen, maar deze beangstigde me het meest. Kwieb. Kwieb, die afscheid moest gaan nemen van haar tweelingzus. En mijn moeder van de hare. Bizar, wat jij met haar hebt gedaan. Ze was eigenlijk al bezig te vertrekken, maar jij bracht haar terug. Gepraat hebben we, hebben jullie samen. Jullie liefde voor elkaar is zo uniek, dit had niemand anders gelukt. En je bracht haar die laatste dagen ook een beetje terug naar mij, even. Ik ben je zo dankbaar. Jouw handen die die van mam insmeren met Therme, niet omdat het moet maar omdat het fijn is. De zieldiepe pijn die ik voelde, toen je de kamer uit kwam en we op de trap zaten te huilen. Het terugkomen naar de kamer, vlak nadat ze gestorven was. Dichterbij dan jou kom ik nooit meer bij haar. Nogmaals, ik ben je zo dankbaar. Omdat ik weet dat jij evenveel van haar houdt als ik. Dans om te vergeten.

Peter. Grote, lange, knuffel van een Peter. Nooit eerder had ik verdriet gezien in je ogen, nu meer dan me lief is. Ik heb me veilig gevoeld, als een klein bang meisje van vijf in het pikkedonker, door jou. Fysiek, maar je hebt me ook mentaal tegen mezelf beschermd. Met een vanzelfsprekendheid marcheerde je de deur binnen, koffer in de hand, en je nam het over. Ik voel rillingen, elke keer als ik denk aan de snelle kusjes op mijn moeders hand. Mijn huid wordt koud bij de gedachte aan de 46-jaar durende liefde en respect in jullie ogen. Maar wanneer ik denk aan hoeveel je hebt geregeld, en er wás, neemt dankbaarheid het over van de rillingen. Als we het hebben over uitgestoken handen, dan nam ik graag de jouwe. Dans om los te laten wat je even niet wilt weten.

Maar ik denk aan jou, Arjan, alle uren met jou zijn goud. Geen telefoontje heb je gemist, geen appje onbeantwoord, geen knuffel achterwege gelaten. Doorgaan, dat ben jij. Als ik om half 2 belde dat ik met mam een broodje ging eten, had jij je jas al aan om de kinderen op te halen uit school. Alle uren met jou zijn goud, maar ik miste ze omdat ik uitgeput op de bank in slaap gevallen was. Of omdat ik elders was, mentaal. Ik mis het goud. Ik mis mezelf, en ons. Het spijt me, dat mijn hoofd zich niet in meer dan één ding kan verliezen, en dat ik nu verloren ben. En als ik wist wat ik deed, dan was ik allang de weg kwijt. Dus ik vraag ga je mee, dan vergeten we de tijd. Ja we dansen de zon op, het is te laat om nog stil te staan, ja we dansen de zon op, zodat het leven door kan gaan. Ik hou van jou. Dansen zonder reden, dansen om te bewegen. 

Eenzaam gevoeld, maar nooit geweest. Mijn broers, Dion en Tyas. Broer en kleine. Met name de eerste weken was het lastig om in al het geweld van zeer snel veranderende situaties een logica te vinden, laat staan tijd. Er zijn harde woorden gevallen, er zijn verwijten geweest. Frustraties, wensen, een overweldigend gevoel van eenzaamheid.Toch heb ik versteld gestaan. ´Kels, ik heb een idee. Als ik nou...´Kels, morgen om half 10 haal ik oma op en dan komen we´. Kleine kinderen op onze zolderkamer, zo zou ik me later voelen. Dit keer zonder ninja turtles, zonder gameboys, en zonder alles waarmee onze ouders ons nooit tekort hebben gedaan. Wij drie, broers en zus, en we kennen niets anders meer dan ons veilige huis en ouders. Eenzaam gevoeld, maar nooit geweest. 'Je mag me altijd bellen', met een kus op mijn hoofd van Nathalie. De waanzinnig openhartige brief van Manoek, die de al voor haar bestaande liefde in het hart van onze moeder zwart op wit bevestigde. Broers. 'Lonely water, lonely water, won't you let us wander, let us hold each other.' Dansen om te hopen, hopen, hoop doet leven.

Vriendschap sterft nooit, in een goed hart. Wat heb je me blij gemaakt met je aanwezigheid, Greet. Met elk appje dat mijn moeder deed lachen, de foto's van je kleinkinderen. De hartjes, en nog meer hartjes, oh de ontelbare hartjes die ik voorbij zag komen. De heerlijke dagen waarin mam opleefde. Meisjes van 18 leken jullie, terwijl jullie mijn broertje voor de gek wilden houden. Het kostte me geen enkele moeite om jullie jong, gezond, en onbezorgd voor te stellen wanneer ik jullie samen zag. Beide erg ziek, maar beide niet bereid er aan over te geven. Vechters. De tranen in je stem terwijl je dacht dat je mam al aan de telefoon had, die laatste avond. Ik hou van je, Mel. Keer op keer hoorde ik het je zeggen terwijl ik de donkere gang over rende, zodat mijn moeder het zou horen. Keer op keer brak mijn hart en lijmde het zich meteen weer met de liefde die ik voelde. Verbonden. Jullie zijn wat vriendschap is. Dans met mij vanavond. 

Een soortgelijke verbondenheid ken ik zelf ook. Mijn zusje, mijn liefste vriendin, mijn ziel in een ander lichaam. We zijn zo verschillend, maar met niemand anders zal ik ooit de verbondenheid voelen die wij hebben. We hebben soms geen woorden nodig. Ik wist ruim van tevoren dat ik naar jóú toe moest gaan, de dag erna. Het was een drang die niet tegengehouden kon worden. Ik moest terug naar het normale, want het leven, of de dood, had me in de houdgreep. En dus praatten we over de middelbare school en 'lekkere' wiskundeleraren. En dus lazen we dat geweldige verjaardagskaartje met zijn tweeën wel tien keer voor aan Milou. Het belangrijkste; jij was er. Je was er ook in mijn meest pijnlijke moment, toen ik mam voor de laatste keer alleen moest laten, en haalde me eruit. Zoals je er altijd bent, zelfs als we elkaar die paar uur niet spreken. Ik voel het, ik weet het. Ik heb je vreselijk, vreselijk lief. Lieve Suus, we delen nu acht jaar later écht alles; we voelen beide wat gemis is. Voor altijd mijn zussie. Dans tot alles stil staat.

Soms werd het me verweten, en het heeft een heleboel scenario's gekend voordat het gebeurde. Mijn ouders achtervolgden ons in onze stuwende drang naar een landelijker leven waar de kinderen zouden kunnen opgroeien. Doetinchem, werd het, tussen bossen en kastelen. Uiteindelijk vonden ze een lief huis op 300 meter afstand van dat van ons. Pap, je bloeide op. Fysiek, van een hoopje ziekenhuisfanaat naar hele dagen zonder zuurstof. Van speciale klinieken en herhaaldelijke opmerkingen dat je 'op deze manier het einde van het jaar niet meer zou meemaken', naar frisse moed en frisse lucht. Mentaal altijd grotendeels achtergebleven in Delft. Hoe kan het ook anders, geboren, getogen en ingebrand in je ziel. Waardevol, dat jullie in 'mijn' buurt zijn gekomen, op vele lagen en manieren. De laatste dagen ben je dat geweest hoe ik je altijd heb gezien; volhardend. Soms is jullie leven lastig geweest, maar niets deed er meer toe, die laatste dagen. Haar hand, die hand waar het leven langzaam uit wegglipte, reikte naar jou. Dat moment, daar laat op de avond terwijl we luisterden naar mooie muziek, zit voorgoed in mijn ziel gebrand. 'To sing you songs from olden times, to keep the love light gleaming. 'Cause there's a place where we can go, where we will not be parted. And who alone will enter there? Only the broken hearted.'  En mocht het licht ooit uitgaan, dan zal ik aan jouw kant staan. 

De eerste die ik bel; voor een lulpraatje, spuien van frustratie, het kalmerende of juist het confronterende. Peter. Nul zes elf negenen... Het zit in mijn vingertoppen ingebrand. En de twee woorden uit de mond van het andere deel van het gouden (nou ja, dit jaar nog zilveren) paar, Maritza; 'ha meissie´. Dan voel ik rust, want het voelt als thuis. Voor alles kan ik bij jullie terecht, alles en meer. Jullie zijn zo'n vanzelfsprekendheid, jullie zijn mijn wortels diep in de aarde. Het voelt niet als thuis, jullie zíjn thuis. Een stuk thuis, ook bij mij in het ziekenhuis. Met de grootste nederigheid werd lang gewikt en gewogen of we jullie jubileum nog wel zouden vieren. Ik vond het voorbij laten gaan geen optie. Zo'n voorbeeld voor velen, een hechter team ken ik niet, bestaat niet. Laten we dansen, net als 25 jaar geleden. Laten we dansen.

Één

De deur gaat open en je komt naar buiten. Zie ik daar het ontbreken van een betraand gezicht? Kan dat, mag ik die hoop hebben? Waar ga je heen? De deur blijft open, je loopt terug de kamer in. 

Ik aanschouw het, roerloos vanaf de stoel in de wachtruimte. Heb ik het goed gezien, echt goed? Een neutraal gezicht, nadat je kort de kamer had verlaten? Mijn hoofd is leeg, mijn hoofd loopt over. Het is hoe dan ook gestopt met verwerken, want de lijn tussen hoop en vrees is te dun om over te balanceren.

Één vlek. Rechts. Nog niet bekend of het goedaardig of kwaadaardig is. De foto is niet betrouwbaar genoeg; het is alsof je kijkt naar een oude zwartwit-televisie, wordt ons wijsgemaakt. Maar wijzer zijn we dus nog steeds niet. Je moet bloed laten prikken, maar niet voordat er anderhalf afsprakenblaadje volgekalkt is met termen, vergezeld door wat voelt als een partij verbaal geweld van de assistente. Opname, biopt, CT, Arnhem, PET, bronchoscopie. Codeïne, klier weghalen, longfunctietest, nuchter. Nuchter. Alsof je überhaupt nog iets at. Ik hoor het aan, ik maak foto's van het blaadje, ik probeer de informatie te delen met mijn broers en oom maar maak er een zootje van. Ik kan niet eens meer schrijven, maar woorden uit mijn mond laten komen is helemaal tot een utopie verworden. Ik knik, ofzo. Ik had geen idee wat ik deed.

We lopen de gang van afdeling 62 af, op weg naar het bloedprikken beneden. Ik breek. Ik smeek, en het is lelijk. Mam, ga alsjeblieft zitten bij pap op zijn scootmobiel. Alsjeblieft. Ga zitten. Maar je weigert, en grijpt met jouw tere, breekbare hand mijn hand. De tranen druipen in stromen van mijn wangen, je maant me tot kalmte. Nu kunnen ze iets doen, zeg je me terwijl je me aankijkt. Hand in tere hand lopen we de gang af, met onze hoofden naar de grond, waar het lood zich in onze schoenen bevindt. Mijn vader in zijn scootmobiel achter ons aan. Op dat moment beloofde ik je de hele wereld, in mijzelf. Alles, alles zou in het teken komen te staan van jou. Het teken van liefde, van eenheid, van rots en branding. De lijn tussen rots en branding zou onzichtbaar worden, wij werden op dat moment in de gang één. 


"I was born to love you, with every single beat of my heart. Yes, I was born to take care of you, every single day." 

- Queen

Big fight

'Goedemorgen, ik wil graag een afspraak maken voor mijn moeder. Ze heeft inmiddels al ruim drie weken last van pijn hoog in haar rug, en ook van haar ribben'. 
-'Dat is goed, kan ze woensdagmiddag langskomen?' 

Woensdag 8 juli, en je ging langs. Lullen als Brugman, moest ik, om je er te krijgen. Ze doen toch niets, zei jij. Paracetamol was voldoende, vond jij. Dat je al weken nachtenlang heftig zwetend wakker lag en ineengekrompen van de pijn in mijn auto zat, vond ik dan onvoldoende. En dus belde ik. En dus zocht ik na de afspraak dat vreemde, onbekende woord op dat de huisarts op een verwijzing geschreven had: 'supraclaviculaire klier'. En dus opende ik de volgende dag, na bewust oppervlakkig maar intens bangmakend onderzoek op Google, de chatgroep met mijn broers en oom. Ik wist het, ik voelde het. Ik wist het, met alles in me wilde ik het niet weten. Jij wist het niet, nog niet, maar was wel bang en hebt de rest van je leven bang doorgebracht. Er kwam een röntgenfoto. 

Hand in trillende hand zaten we daar, die vrijdagochtend bij kamer 7. Je angst is daar in mij getrokken, de angst die ik mijn resterende leven bij me zal dragen. Sneller dan ik verwachtte kwam je de kamer uit, en er werd gezegd dat de uitslag naar de huisarts gemaild zou worden. Maandag, uiterlijk dinsdag, zou je wat horen. Daar kwam natuurlijk niets van in. Ik heb mijn vader opgedragen er zorg voor te dragen dat we diezelfde vrijdag nog meer informatie hadden. De start van de meest onmenselijke en ondraaglijke periode; de periode van wachten. Wachten op wat, zo is gebleken, tegenslag na tegenslag werd. Beetje bij beetje werd je met enorme sloopkogels tegen de grond gewerkt. 

Vrijdag, het is begin van de middag. Ik wist het, ik voelde het. Zoals altijd als ik inwendig in paniek ben, maak ik mijn draai naar muziek. Met mijn koptelefoon op zong ik hard mee met een van mijn liefste lievelingsnummers, Goodbye Angels. 'You are the one I want to be stuck with, ayo ayo ayo ayo, big fight'. 

'Ik denk dat je even moet komen.'
'De huisarts heeft net gebeld.'

'Pick up the stick, it's time to get hit with ayo ayo ayo ayo my bat.'

In een verrassend heldere waas pak ik mijn autosleutel. In een minder helder wordende waas bel ik Peter terwijl ik rij en zeg dat hij mijn broers moet bellen. Met welke informatie dan, vraagt hij me. Ik weet het niet, ik weet het wel, maar hij moet ze bellen. 

Jouw trillende hand lag vanochtend in de mijne, nu moet ik mijn eigen hand vasthouden om niet spastisch te worden. Een waas, maar ik neem alles in me op. Ik steek mijn sleutel in jullie deur. Zelfs Blues blijft stil. Ademhalen, Kels. Haal adem. Haal, godverdomme, adem. Nu
Mijn ogen vullen zich, maar weigeren leeg te lopen. De aanblik van jou, daar in die hoek, kan ik niet aan maar ik kijk toch. Mijn benen trillen nu ook, ongecontroleerd. 'Wat zei hij?' vraag ik mijn vader. Het wordt donker, van binnen. 

Jouw trillende hand weer in de mijne. Ik moet gaan bellen. Maar zodra ik de eerste stem hoor, vindt de paniek zijn weg naar buiten. Ik huil harder dan ik ooit eerder gehuild heb. 

"Open your door, don't hide in the dark. You're lost in the dark, you can trust me, 'cause you know that's how it must be."
- Yusuf Islam