Meisje

 "Zullen we even de auto uit gaan en keihard schreeuwen?" vroeg ik, met een glimlach die je niet zag maar wel voelde in mijn stem. We hadden al zo'n twintig minuten in stilte naar de vallende regendruppels op de voorruit van mijn auto zitten luisteren, terwijl we aanschouwden hoe het parkeerterrein zich in duisternis hulde. "Echt niet!", reageerde je vol overtuiging. "Dat is meer wat voor jou", vervolgde je, lachend. Op z'n Britts, vol van zelfkennis en een vleugje plagerigheid. "Eigenlijk wel hè. Maar jij bent ook een beetje mij", zei ik, zachter. Je blik nog steeds omlaag gericht, maar de atmosfeer in mijn auto werd warmer, alsof de zwaarte van de situatie opging in het duister. Ik had je een klein half uur eerder weggehaald bij de trein, waarmee je naar een veel donkerder plek wilde. Je hebt me gesmeekt je dit te laten doen. Ik heb jou gezegd dat ik niets in handen heb, maar dat ik je nu wilde zien. Je had al de donkere kleren aan, waar je later die week in gevonden werd, en liet je meevoeren door de knuffel die ik je gaf en de woorden die ik niet uitsprak. 

Tot een klein half jaar geleden werkten we samen, en we hadden vanaf dag één een klik. Snippers, maar soms ook hele brokken aan verhalen kwamen er uit je, gedurende onze gedeelde dagen. Al vrij snel kon ik zelf stukjes aan elkaar lijmen, werd het plaatje completer en groeide mijn gevoel van dankbaar zijn dat je me, soms bewust en soms minder, een inkijkje gaf in je ziel. "Dankjewel", appte je me dan als je thuis was, een kort woord waarin alles gevangen werd. Steevast antwoordde ik "jij bedankt, meisje". Een paar weken nadat ik op het werk mijn afscheid had genomen, ergens in mei en met de afspraak dat we samen naar Stromae zouden gaan, kreeg ik de eerste echte stortvloed aan berichtjes. We eindigden met de afspraak dat je bij me langs zou komen en dat ik dan "dat rare oranje spul" voor je zou halen; rooibos thee. "Beter dan die pis die jij drinkt", en ik bracht de rest van de middag lachend door. 

Het duurde niet lang voordat er daadwerkelijk een hernieuwde ontmoeting was, hoewel er geen thee bij kwam kijken. De eerste keer dat je me 's avonds appte dat je "mentaal kut zat", stapte ik zonder verder te reageren in mijn auto en reed naar je toe: een ritueel dat zich steeds vaker zou herhalen. Een klein, grijs muisje opende direct haar deur, en zonder iets tegen elkaar te zeggen liepen we door het park dat achter je huis ligt. Na een poosje opende ik mijn mond. "Wil je dat ik je iets vraag?" zei ik, zacht. Je ogen gingen je mond voor, en de tranen vonden hun weg over je wangen. Veel, heel veel kwam er uit die avond. We liepen door het park, over de open vlakte en langs plassen die bijna droog lagen. Pas uren later begon het te schemeren, terwijl de spraakwaterval waar je in was veranderd was nog lang niet opdroogde. Je plaste bijna in je broek van het lachen toen ik instinctief reageerde op de vleermuizen die over onze hoofden scheerden, en ik deed met je mee. Je was eenzaam, je was lief. Mijn hart vulde zich daar met de behoefte je op te pakken en mee te nemen. Mijn verstand vertelde me dat wat je nodig had autonomie was. Mijn brein spleet zich in tweeën, op die avond. Het vond de gulden middenweg door je onbeperkte toegang tot mijn huis te geven, en je uit te nodigen dan op z'n minst toch een paar keer per week bij ons te komen eten. "Oké, maar dan app ik je altijd eerst of het uitkomt", zei je. Een zekerheidje voor jezelf, dat je al snel zou laten varen. "Goed, meisje", glimlachte ik in mezelf. Jouw geweten zei je dat dat een last zou zijn, maar de volgende dag was je er al. 

Alles werd intenser, intensiever en instinctiever vanaf die dag. Met de dag kwam er meer gevoel naar buiten. Alles heb ik gezien: ongeremde vrolijkheid, humor, zelfs korte momenten van zorgeloosheid heb ik aanschouwd in je ogen. Daar stond tegenover, in toenemende mate, de worsteling die steeds voelbaarder werd. De haren die je uit je steeds korter wordende haar trok, daar in mijn auto die avond. De fysieke pijn die je jezelf aandeed, maar ook hoe je je steeds meer overgaf om je te laten verzorgen, als een jong kind. Je ging mee, de kinderen uit school halen. We luisterden naar mijn muziek, die ook jouw muziek werd. Je liep mee om onze hond uit te gaan laten, en verwonderde je er eindeloos over hoe hij  urenlang op je schoot ging liggen, alsof het vreemd was dat er van je gehouden werd. Anna die als eerste op jou afrende en haar armen om je middel sloot, als we haar samen gingen ophalen bij een vriendje. Boos dat ze was, toen ik je de keer erop niet mee nam. De scheidingslijn vervaagde op magische wijze, en je werd onvoorwaardelijk onderdeel van ons gezin. 

Ik rekende op je fiets die voor ons raam zou staan, als ik thuis kwam. Ik verwachtte je rugtas met daarnaast een jas op de rechterhoek van de piano, steevast. Ik zocht de aanblik van die krullen aan onze eettafel, met de koptelefoon op je hoofd en je laptop of een lijntjespuzzel voor je als ik even om de hoek keek en vroeg of alles goed ging. Dat mooie smoeltje dat dan haar lippen tuitte en met een klein knikje en op z'n Britts zei "prima". Ik hoopte op dat glas naast de kraan, waar je nooit iets anders uit dronk dan water. Ik had nog uren aan ogenschijnlijk nutteloze, maar in werkelijkheid veelzeggende stiltes en geanimeerde gesprekken ingecalculeerd.


Ik hoop nog steeds. Ik reken er nog steeds op, dat je er morgen weer bent en dat je fiets mijn pad naar de voordeur zal blokkeren; ik loop met alle liefde over het gras. Ik zou zonder te klagen nooit meer piano spelen, als jouw tas daar voor altijd op zou staan. Mijn bewustzijn accepteert het gewoon niet. We zijn gister bij je geweest, maar mijn maag draaide zich om voor de deur open werd gedaan. Ik kan niet naar je kijken, want mijn hersenen zouden niet kunnen begrijpen wat ik zou zien. In mijn hoofd ben je zo beschadigd, maar zo levend. Het komt nog wel, maar nu schreeuwt alles in me "nee". 

"De wereld is op zijn mooist in het duister", zei ik een paar dagen geleden tegen je. Ik was beland in een soort Spaanse Inquisitie; ineens wilde je alles van mij weten en begrijpen. Waarom ik voor simpele dingen koos, zoals waarom ik kies voor een donker thema op mijn telefoon. Hoe oud ik zou zijn geweest als je als mijn kind zou zijn geboren. Waar één van de liedjes over gaat dat ik vaak luister, of hoe het komt dat ik zo sterk reageer op emoties van anderen. Dat je zelf ook zo bent, of was. Heb je mijn frustratie, die ik die dag om jou zo sterk had aangevoeld, meisje? Afgelopen zondag, toen je je wel onverwacht door ons liet ophalen en je van je oorspronkelijke plan af hebt laten brengen? Ik zou het zo graag willen horen, uit die mooie, engelachtige mond. Misschien is dat wat ik nodig heb om te voelen dat je er nu niet meer bent. Misschien wil mijn brein dat deel wel niet onder ogen zien. Misschien liggen de antwoorden gewoon in de ontbrekende tas op de piano, het pad voor de deur dat open ligt. In de krullen van je haar, die in mijn auto liggen, vlakbij de rustgevende pillen die ik je die avond in m'n auto gaf. Blijf nog maar even hier, meisje. Bij mij.

"All I want is for you to be happy and, take this moment to make you my family. And, finally you have found something perfect and, finally you have found yourself."

Horizon

Met een snoeiharde diagnose wordt alles je afgenomen. Of misschien eerder al, bij de eerste krabbels op een doktersbriefje. Supraclaviculaire klier. Altijd direct verdacht, vertelde Google mij. De horizon. Hij wankelde en beefde, kabbelde omhoog en omlaag als golven in een nog rustige zomernacht. 

Al op vijfjarige leeftijd introduceerde mijn moeder de film Hair in mijn leven. Zat als ze was van de videobanden die we eindeloos telkens opnieuw bekeken, wist ze dat er levenslessen te vinden waren voor mij. "Her? Wat is Her?" vroeg ik me hardop in steenkolen Engels af. Kristalhelder zie ik haar nu nog staan, met de stofzuiger in haar handen. "Zet nou maar aan", was alles wat ze zei. 
Een openingsscène zonder gesproken tekst vulde het beeld, een jonge man van het platteland die vertrekt naar de grote stad met enkel een tas en 50 dollar, gekregen van zijn vader om te gaan vechten in de Vietnamoorlog. Een, voor een vijfjarig kind, onnavolgbaar verhaal over liefde, vrijheid en nieuwe horizons volgde op die scène, maar ik bleek voorgoed verkocht en verknocht. Iedere noot van de briljante muziek, ieder woord dat door de karakters wordt uitgesproken: ze zijn voor altijd ingebrand in mijn ziel. 

Ze was geen grote prater, mijn moeder. En hoewel ik nog lange tijd de lessen die ze me wilde meegeven door me de film te laten zien niet zou begrijpen, heeft mijn leven en mijn karakter zich er omheen gevouwen. Ronduit geobsedeerd heb ik de film in mijn leven, zonder overdrijven, meer dan 500 keer gezien. 1000 is waarschijnlijker en eerlijker. De muziek een veelvoud daarvan beluisterd. De musicals in vele vormen, van kleinkunst tot bombastische Broadway show, bezocht met mijn oom. Nul keer heeft ze daar over geklaagd, gezegd dat het genoeg was. Alsof ze vond dat de horizon die ze me gegeven had een steady basis moest worden.

Alle karakters uit de film huizen in mij. Soms ben ik als Berger: de onbezorgde, heldhaftige leider met een vrije geest en een sterk gevoel voor vriendschappelijkheid en vrede. "I got life, mother. I got laughs, sister. I got freedom, brother, and I got good times, man." 
Op andere momenten voel ik de Sheila in mij: de jonge vrouw, ogenschijnlijk zorgeloos en braaf maar wiens diepere, tweede laag schuilhoudt in haar ogen. "Good morning, starshine. The earth says hello. You twinkle above us, we twinkle below". 
En meestal ook de onbegrepen verloofde van Hud, wiens persoonlijke frustraties moeiteloos uit haar mond rollen, waar mensen angstig afstand van nemen en weglopen. "How can people have no feelings, how can they ignore their friends. Easy to be proud, easy to say no." 

Maar vaak neemt Claude het over: met zijn zoekende, zorgelijke natuur, zijn brein dat voortdurend in tweestrijd is tussen vrijheid willen en de regels volgen, maar altijd op zoek is naar de horizon in alles. "Where do I go? Follow my heartbeat. Where do I go? Follow my hand. Where do they lead me, and will I ever discover why I live and die?" 

Het verhaal vormt zich om Claude en Berger heen;  twee jonge mannen in een tijd waarin hun autonomie, vriendschap en persoonlijke vrijheid vochten met opgelegde haat en leugens. Een zoektocht naar de horizon, de constante lijn, of je je er nu zuidelijk of noordelijk van bevindt. De film is een metafoor voor de grotere boodschap die er in huist: life is around you and in you: let the sunshine in. 

Al op vijfjarige leeftijd introduceerde mijn moeder me in de wervelwind die Hair heet. De kabbelende golven die de horizon vormen, meteen voelbaar in de openingsscène, waar Claude de bus neemt, op weg naar zijn ondergang. En nu, ruim 27 jaar later en twee jaar na haar sterven, luister ik op deze dag naar de muziek. Dankbaar voor de levenslessen, voor de golven in het karakter en leven dat ze me gegeven heeft. Voor de boodschap dat ik zoekende mag zijn. Voor de horizon die ze me in die eerste scène aangereikt heeft, en nu voor altijd zelf is. Voor Her. 


"And in this lifetime we'll rise before we fall'.